Van passie tot Schoenenkwartier
Een man met een hobby… Dat kan geweldig uit de hand lopen, maar soms groeit er iets moois uit. Wat zeventig jaar geleden begint met de passie van Waalwijker Antoon Hendriks is inmiddels uitgegroeid tot een bekroond museum: het Schoenenkwartier.
In 1942 wordt Antoon Hendriks (1905-1965) aangesteld als ‘docent schoen’ aan de Nijverheidsschool voor Waalwijk en Omstreken. Antoon is de zoon van een schoenmaker en heeft, niet geheel verrassend, een passie voor schoenen. Hij is een echte verzamelaar. Hendriks kan zijn schoenencollectie voor het eerst tonen in 1948 tijdens een tentoonstelling voor de leder- en schoenindustrie in Waalwijk. Die kans grijpt hij met beide handen aan door een historische schoenmakerskamer in te richten.
De kamer wordt een groot succes. Zo groot dat Hendriks voorzichtig begint te denken aan een schoenenmuseum. Inmiddels is zijn verzameling al dusdanig gegroeid dat deze niet meer in huis past en verspreid wordt over verschillende opslagruimten. Wat Hendriks vrouw van zijn hobby vindt, laat zich raden, maar Burgemeester Teijssen is in ieder geval positief. Hij biedt aan om de collectie onder te brengen op de zolder van het in 1932 gebouwde raadhuis (het Krophollerpand). Dat laat Hendriks zich niet twee keer zeggen.
Een echt museum
Vijf jaar later wordt in Waalwijk weer een tentoonstelling georganiseerd, de S.L.E.M. De afkorting staat voor Schoenen, Leder en Mode. Opnieuw krijgt Hendriks de kans zijn collectie te presenteren en weer wordt het een succes. Dat opent de weg naar een echt museum. In april 1953 passeert de oprichtingsakte bij de notaris: Stichting Oudheidkundig Museum voor de Schoen- en Lederindustrie is een feit.
Huisvesting wordt ook gevonden. En wel in het voormalige café aan de Kloosterwerf nummer 6. Een klein gebouw waar ook de eerste conciërge, Dirk Simons, in moet gaan wonen. Antoon Hendriks is uiteraard de eerst directeur en Jan van Heesbeen wordt bestuursvoorzitter. Op 31 juli 1954 opent het museum zijn deuren voor het publiek.
Meteen al gaat het ruimtegebrek wringen. Het museumgebouw is echt te klein. Daarom wacht Hendriks met de gewenste uitbreiding van de collectie. Nog even geen objecten op het gebied van leder of lederbereiding, hoe graag de directeur dat ook wil. Het museum is zelfs zo krap dat er maar tien mensen tegelijk naar binnen kunnen. Bij wijze van spreken met de schoenlepel. Groepsbezoeken zijn niet mogelijk.
Al snel blijkt dat de collectie in potentie van nationaal belang is. Niet in de laatste plaats omdat steeds meer bezoekers van buiten de regio het museum bezoeken. Vanaf 1957 heet het museum daarom Nationaal Museum voor de Schoen en Lederindustrie.
Steeds meer afwisseling
De krappe huisvesting blijft een groot probleem. In 1959 wordt daarom het voormalig woonhuis van lederfabrikant Witlox aan de Grotestraat 148 aangekocht. Een pand met een geschiedenis die past bij het thema van het Nationaal Museum. Dit keer is commissaris van de koningin Kortmann zo vriendelijk het museum openen. Dat doet hij op 4 oktober 1960. En weer wordt de conciërge – een nieuwe: meneer Dekkers – in het pand gehuisvest.
Uiteraard is de ambitie nu ook om het aantal bezoekers flink te verhogen. In de analoge jaren zestig moet onder andere een groot uithangbord met laars hier voor zorgen. In Waalwijk kun je het schoenenmuseum vanaf dat moment niet meer over het hoofd zien. In 1962 wordt voor de derde keer de naam veranderd: Nederlands Museum voor Schoenen, Leder en Lederwaren.
Antoon Hendriks maakt het allemaal nog net mee. Drie jaar na deze naamswijziging overlijdt de grondlegger van het museum. Zijn taken worden verdeeld tussen bestuursvoorzitter Jac. Bergmans en conservator Jan. P. Bergmans.
Vanaf de jaren zestig wordt het museum minder statisch. Naast de vaste collectie komt er in 1966 een eerste tijdelijke tentoonstelling. Hier kunnen bezoekers de beste resultaten van de I.S.D.C. (International Shoe Design Competition) te bewonderen. Elk jaar opnieuw wordt met de prijswinnaars en genomineerden een tentoonstelling gevuld. Als het museum in 1973 25 jaar bestaat, kan het publiek voor het eerst genieten van een tijdelijke tentoonstelling met een nieuw thema: De Schoen van toen.
Museale trekpleister
Twee jaar later krijgt het museum een echte boost. Het machinepark met schoenmachines van de onlangs gesloten Rijksvakschool voor de Leder- en Schoenindustrie wordt onderdeel van de collectie. Dat heeft natuurlijk invloed op de huisvesting. De collectie wordt nu echt een maatje te groot, achterstallig onderhoud maakt het pand er niet beter op en nooduitgangen ontbreken. Het museum barst uit zijn voegen. Er zijn ook andere wensen: er moet meer aandacht komen voor de lederindustrie en lederbereiding. De eerste bezoekersgidsen en audiovisuals zorgen daarvoor. Dat leidt in 1977 tot een eerste tentoonstelling over de lederindustrie. Kortom, het museum groeit en bloeit, maar de behuizing beweegt niet mee. Alle hulp is welkom. Twee jaar later is de Club van Vrienden van het Museum een feit.
In 1983 komt de tweede, noodzakelijke verhuizing in zicht. Gemeente Waalwijk koopt het pand van de voormalige schoenfabriek Pinocchio aan de Elzenweg 25. Het is op dat moment in gebruik als beursgebouw. Kort daarna wordt hier het geheel vernieuwde museum in gehuisvest. En weer wordt de naam gewijzigd, dit keer in het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum. Met de nieuwe naam en grotere behuizing wordt het dé museale trekpleister van Waalwijk. Op 12 september 1984 opent staatssecretaris van Zeil van Economische zaken het nieuwe museum.
Leven in de looierij
In datzelfde jaar komt de boedel van de looierij Van Iersel uit Oisterwijk in bezit. Het publiek kan voortaan genieten van een complete fabrieksopstelling uit het einde van de 19e eeuw. Ook Antoon Hendriks keert symbolisch terug. Zijn schoenmakerswoon- en werkkamer krijgt een vaste plek in het museum. En er is voor het eerst horeca. Bezoekers krijgen als koekje een halve zool bij de koffie. In 1985 worden ook de eerste vrijwilligers actief. Zij geven rondleidingen en verzorgen demonstraties schoenmaken en leerlooien, mét werkende machines. Dat brengt letterlijk leven in de looijerij. Drie jaar later komt er klimaatbeheersing en krijgt de ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen een remake. Het museum is steeds meer van deze tijd.
In 1990 wordt de Stichting Vriendenkring officieel opgericht. In hetzelfde jaar trouwens dat het TNO-instituut voor Leder en Schoenen in Waalwijk de deuren sluit. Een deel van de TNO-bibliotheek wordt overgenomen, waardoor de museumbibliotheek, die Hendriks al in 1956 thuis begonnen is, moet worden vergroot. Een verbouwing volgt in 1994.
En nog is het museum niet klaar. In 2000 zijn er weer vernieuwingen: er komt een apart kindermuseum, audioguides maken hun debuut en een jaar later wordt het museum ingeschreven in het museumregister.
Kwartier maken
De grootste verandering komt in 2017. Het museum sluit dan tijdelijk haar deuren om in 2022 als een feniks uit de as te verrijzen. Dit keer in het huidige pand aan het Raadhuisplein 1 en dus langs de beroemde Grotestraat. Ooit het centrum van de schoenindustrie. De architecten van Civic Architects pakken uit met een renovatie die in de prijzen valt. Ze sluiten de aanbouw uit de jaren tachtig via een open structuur aan op het oude raadhuis. Met veel aandacht voor het erfgoed van Kropholler en duurzaam gebruik van nieuwe materialen, creëren ze een prachtig museumgebouw. Tinker Imagineers geeft de tentoonstellingen op creatieve en verrassende wijze vorm.
Op 21 juni 2022 opent het nieuwe museum de deuren, met een schoenenlab en kenniscentrum. En uiteraard weer met een nieuwe naam, de vijfde: SCHOENENKWARTIER. En zo zijn we weer terug bij het Krophollercomplex en dus ook bij de hobby van die ene man, Antoon Hendriks. Op de plek waar ooit een deel van zijn uit de hand gelopen collectie op zolder mocht worden gestald, staat nu een modern museum. Een museum dat dit jaar haar zeventigste verjaardag viert.